Het keurslijf van hard bewijs
Door: Anna Kruyswijk – van der Heijden
Tijdens het bestuderen van publicaties voor het artikel over EDC’s of hormoonverstorende stoffen vielen me de conclusies en aanbevelingen op.1 Want de gebruikelijke afsluitende zin luidt: Om meer inzicht te verwerven is verder wetenschappelijk onderzoek nodig. Of: …zijn betere modellen voor onderzoek nodig. Voor wetenschappers zijn dit interessante conclusies. We weten immers nog lang niet hoe het precies in elkaar zit; meer onderzoek zal ons zeker verder brengen. Maar is dit ook zo? Of is het keurslijf-denken?
Het onderzoek naar de invloed van EDC’s is exemplarisch voor de manier waarop wetenschap in onze tijd functioneert. Wetenschap bestaat al zo lang mensen leven en heeft altijd dezelfde basiselementen gehad: waarneming – hypothese – proefneming – conclusie – bevestiging van de conclusie door herhaling van de proef. Hoe de proef uitgevoerd wordt noemen we methodologie, en hoe het soort proef en de uitkomsten ervan vervolgens gewaardeerd worden, is ondergebracht in de wetenschappelijke hiërarchie van bewijs.2 Deze hiërarchie loopt van aanwijzing naar sterke aanwijzing, vervolgens beginnend bewijs naar groeiend bewijs en dan naar hard bewijs.
Sinds de introductie van Evidence Based Science hebben deze laatste twee onderdelen, methodologie en hiërarchie, de status van hoogste waarheid gekregen. Zo zijn associatie en correlatie geen bewijs van causaliteit, oorzakelijkheid. Er moet eerst meer onderzoek gedaan worden, en intussen mag je er niks over zeggen. Zolang de onderzoeker de regels van methodologie en hiërarchie volgt, wordt hij gerespecteerd en beschermd door de wetenschappelijke gemeenschap. Doe je uitspraken en aanbevelingen voordat er hard bewijs is geleverd, dan word je afgestraft. Het is interessant om in dit licht naar de wetenschappelijke carrière van Theo Colborn te kijken.
Apotheker Theo, eigenlijk Theodora, Colborn (1927 – 2014), studeerde later in haar leven zoetwaterecologie en promoveerde daarna in zoölogie, met onderzoek naar de leefomgeving van The Great Lakes. Zij werd een pionier op het gebied van EDC’s, een term die op een door haar georganiseerd congres in 1991 werd geïntroduceerd. Colborn staat als vroegste auteur over EDC’s genoemd op Pubmed.3 Toch waren er voordien al publicaties over de desastreuze gevolgen van DES (di-ethylstilbestrol), een synthetisch hormoon dat tussen 1938 en 1971 grootschalig werd voorgeschreven ter voorkoming van spontane abortus.
In haar artikel uit 1993, met onder andere uitkomsten van het Great Lakes-onderzoek, beschrijft Colborn hoe enorme aantallen synthetische hormoon verstorende stoffen sinds de Tweede Wereldoorlog in het milieu terecht zijn gekomen. Vele ervan, zo noteert ze, ontregelen bij pre-, peri- en postnatale blootstelling de ontwikkeling van het hormoonstelsel en van organen die op hormonen reageren. Bovendien kunnen transgenerationele effecten optreden wanneer de moeder vóór de zwangerschap is blootgesteld aan EDC’s; deze stoffen stapelen in vetweefsel dat gemobiliseerd wordt tijdens de ei-vorming, zwangerschap en lactatie.
De gevolgen zoals Colborn die noemt zijn zeer ernstig: abnormale schildklierfuncties, verminderde vruchtbaarheid, (de)masculinisatie en (de)feminisatie bij vogels, vissen en zoogdieren. Zij merkt op dat deze effecten zijn gerapporteerd in gebieden waar veel industriële chemicaliën en pesticiden aanwezig zijn, en dat er geen rapportages zijn van vóór 1950. Een cohortstudie door Colborn schetst de verminderde psychomotore ontwikkeling met een IQ-daling van 6,2 bij 11-jarige kinderen van wie de moeder tijdens de zwangerschap vis uit EDC-rijk water had gegeten.
Kortom, Colborn beschrijft in 1993 al uitgebreid wat recent wetenschappelijk onderzoek ook laat zien; in bijna twintig jaar tijd zijn er weinig nieuwe inzichten over de effecten van EDC’s. Wel zijn er nieuwe inzichten over de werkingsmechanismen waarmee EDC’s deze effecten genereren, met name op moleculair niveau.
In 1995 publiceert Colborn een artikel waarin zij zich beklaagt over de laksheid van de wetenschappelijke wereld en overheden, omdat alle onderbouwing van de schadelijkheid van EDC’s niet vertaald wordt naar beleid, en dat de bevolking en de natuur (wildlife) dus niet beschermd worden.4 In haar boek Our stolen future uit 1997 demonstreert zij voor het grote publiek hoe wetenschappelijke en technologische vooruitgang de relatie tussen mens en aarde hebben ontwricht en hoe hormoon verstorende stoffen de seksuele ontwikkeling van dieren en mensen ondermijnd hebben.5 Ze richt in 2003 The Endocrine Disruption Exchange (TEDX) op, een non-profit onderzoeksinstituut om onderzoeksresultaten over EDC’s voor iedereen beschikbaar te maken.
Wanneer is er genoeg bewijs om tot beleid over te gaan? Moeten alle werkingsmechanismen eerst bekend zijn, of gaat het over bescherming van de gezondheid van mens en natuur, zoals Colborn bepleitte? Lange tijd werd gewaakt over de veiligheid van chemische stoffen door ze, in zeer hoge doses, op carcinogene effecten te testen. Later toxicologisch onderzoek toonde dat er veel meer andere, zeer schadelijke, effecten kunnen optreden in extreem lage doses, en cumulatief samen met andere chemicaliën. Momenteel wordt gefocust op betere moleculaire onderzoeksmodellen om meer inzicht te krijgen welke EDC’s nu precies hoe gevaarlijk zijn, in welk tijdvenster van ontwikkeling en bij welke dosering precies.
Deze attitude maakt het keurslijf duidelijk waarbinnen wetenschap wordt beoefend; het streven naar en tegelijkertijd de valkuil van het oneindig blijven doen van verder onderzoek om meer ‘hard bewijs’ te kunnen leveren. Er is echter geen definitie van ‘hard bewijs’; het is een subjectieve conclusie van leidende wetenschappers. Daarnaast vormt de belangenverstrengeling tussen wetenschap en bedrijfsleven een keurslijf dat de vaststelling van (hard) bewijs vertraagt.6
Deze keurslijven zijn ook het keurslijf geworden voor het beleid van overheden: associaties zijn niet genoeg om maatregelen te nemen; er moet eerst door de wetenschap hard bewijs geleverd worden. De belangenverstrengeling tussen politiek en bedrijfsleven belemmert daarnaast zowel onafhankelijk onderzoek als gepaste maatregelen, en zo worden de mens en ander leven niet beschermd. Een duidelijk voorbeeld zijn de aardbevingen vanaf begin jaren negentig in Groningen. De associatie met de gaswinning was geen bewijs van oorzakelijk verband, waardoor pas in 2016 onder druk van de bevolking maatregelen werden aangekondigd. Er is nooit hard bewijs geleverd: je weet pas definitief dat er een causale relatie is als de ramp zich heeft voltrokken. In de huidige discussie over klimaatverandering heeft het keurslijf zich inmiddels tegen de wetenschap gekeerd: er is geen hard bewijs dat de opwarming van de aarde door menselijk handelen komt. En dat PFAS en stikstofdioxide op termijn schadelijk zijn voor ons leven en dat van onze medebewoners op de aarde.
Terug naar Colborn. Hoewel zij een fervent voorstander van de wetenschappelijke methodologie was, heeft zij de hiërarchie niet gevolgd, want zij heeft permanent gevraagd om maatregelen op basis van het groeiende bewijs dat aangeleverd werd. Hiervoor is zij ernstig bekritiseerd door haar collega’s.
Een keurslijf is een korset dat aangeregen kan worden. Als dat te strak zit krijg je het benauwd. Dwingende wetenschappelijke regels en belangenverstrengeling kunnen gemakkelijk een keurslijf worden, en dit is momenteel helaas het geval. Mede hierdoor zijn we in de huidige crises terechtgekomen. Als je ruimte wilt krijgen om te ademen moet je het keurslijf losmaken. Wie durft?
- Kruyswijk- v.d. Heijden AM. Blootstelling aan hormoon verstorende stoffen. Orthofyto 2020-2
- Kruyswijk- v.d. Heijden AM. Feiten en meningen. Orthofyto 2017 – 4
- Colborn T. et al. Developmental effects of endocrine-disrupting chemicals in wildlife and humans. Environ Health Perspect. 1993 Oct;101(5):378-84
- Colborn T. Pesticides-how research has succeeded and failed to translate science into policy: endocrinological effects on wildlife. Environ Health Perspect. 1995;103 Suppl 6:81-85.
- Colborn T. Our stolen future. Plume Books 1997. ISBN 9780452274143
- Kruyswijk- v.d. Heijden. Eenvoudig Gezond. Jouw Voeding 6e druk 2018. ISBN 9789087593858
Bronvermelding:
Bronvermelding:
Anna Kruyswijk
is 30 jaar behandelend arts geweest (o.a. huisarts en integraal werkend arts). In 2008 is zij overgestapt naar preventie met de oprichting van 'Jouw Voeding', een organisatie voor cursussen, lezingen en onderwijs over voeding en gezondheid.