‘En wat doe jij?’
28 Nov, 2016
Door: Drs. Maaike van Kregten
Wanneer mensen mij vragen naar mijn beroep, ontstaat er in eerste instantie vaak verwarring. Ik leg uit dat ik geen fysio-, maar fytotherapeut ben en dat dit ‘kruidengeneeskundige’ betekent. Er volgen verschillende soorten reacties, waarvan ik er drie, ietwat gechargeerd, wil beschrijven. In het algemeen is het me vrij snel duidelijk of het gaat om een Fyto-enthousiast, een Hengelaar of een Scepticus.
Van de Fyto-enthousiast krijg ik onmiddellijk een geïnteresseerde respons. Mensen vertellen over hun goede ervaringen met de geneeskracht van planten en lijken mij ervan te willen overtuigen dat het ‘echt werkt’. Ze ratelen maar door en er is bijna geen woord tussen te krijgen. Ik waardeer het enthousiasme en luister geduldig. Glimlachend en knikkend vraag ik mij ondertussen af hoe en wanneer ik dit gesprek zo beleefd mogelijk kan verlaten.
De Hengelaar vist naar gratis advies. Deze persoon denkt al veel over fytotherapie te weten, dankzij het grote aanbod van inhoudelijk beperkte boeken over geneeskrachtige planten, de gebrekkige informatie op internet voor leken en de afwezigheid van aanwijzingen in bijsluiters van voedingssupplementen. Hier overheerst het idee: ‘baat het niet, dan schaadt het niet’. De vraag die door deze mensen aan mij wordt gesteld is dan ook: ‘Wat kan ik gebruiken bij…?’
Hoewel ik begrijp dat de Hengelaar verwacht dat ik een plant noem, zodat hij of zij die kan gaan kopen, is mijn antwoord: ‘Dat hangt ervan af.’ Dit is de eerste teleurstelling voor de Hengelaar. De volgende tegenvaller is mijn betoog over wat er allemaal komt kijken bij het maken van een verantwoorde keuze voor een supplement. Het blijkt dat de Hengelaar er eigenlijk helemaal niet zoveel vanaf weet en dat dit informatie is waar deze persoon meestal niet op zit te wachten… Ik zie het gezicht van de vraagsteller dan ook steeds meer betrekken en uiteindelijk wordt het gesprek dan ook door de Hengelaar zelf beëindigd.
De Scepticus zie ik bij wijze van spreken wit wegtrekken en hoor ik denken: ‘Oh jee, daar heb je weer zo’n zwever: hoe beëindig ik dit gesprek zo snel en beleefd mogelijk’? Deze persoon lijkt te verwachten dat ik onbegrijpelijke taal spreek, tovenarij bedrijf en niet voor rede vatbaar ben. De scepticus ziet zichzelf als een bezitter van gezond verstand en logica en verwacht dit niet bij mij aan te treffen. Waarop ik denk: ‘Leuk, een uitdaging!’ Dit soort mensen blijf ik vriendelijk aankijken en leg ik uit dat planten chemicaliën bevatten, net zoals synthetische medicijnen, dat 25 tot 50% van de geneesmiddelen een natuurlijke oorsprong heeft en, als het gaat om cytostatica en antimicrobiële middelen, geschat wordt dat zelfs twee derde van deze middelen is afgeleid van natuurlijke grondstoffen.1 Dit alles doorspekt met de bekende voorbeelden, zoals aspirine dat is gebaseerd op wilgenbast (Salix spp.), de pijnstillers morfine en codeine, die zijn gebaseerd op Papaver somniferum L., het middel tegen jicht, colchicine, dat afkomstig is van de herfststijlloos (Colchicum autumnale L.), en het cytostaticum paclitaxel (Taxus brevifolia Nutt.).2
Ik leg tevens uit dat de farmaceutische industrie vanwege de toenemende noodzaak om nieuwe geneesmiddelen te ontwikkelen steeds vaker de oerwouden intrekt, op zoek naar grondstoffen voor nieuwe geneesmiddelen.3 In feite maak ik duidelijk dat kruidengeneeskunde niet is voorbehouden aan ‘heksen’, maar dat er wetenschap bij komt kijken.
Na mijn introducerende monoloog komt er een prettig en geanimeerd gesprek op gang. Ik vind het mooi om te zien hoe de blik van die persoon verandert van scepsis in begrijpen en nieuw verworven bewondering voor planten. Na zo’n gesprek ga ik naar huis met het idee weer een lansje te hebben kunnen breken voor de fytotherapie!
Bronnen:
1. Kingston, DGI. Modern Natural Products Drug Discovery and its Relevance to Biodiversity Conservation. Journal of Natural Products. 2011;74: 496–511.
2. Iwu MM. en Wootton, JC. (ed.). Advances in Phytomedicine Volume One. Ethnomedicine and Drug Discovery. Amsterdam: Elsevier, 2002: 314-316.
3. Zakrzewski, Peter A. Bioprospecting or Biopiracy? The Pharmaceutical Industry’s Use of Indigenous Medicinal Plants as a Source of Potential Drug Candidates. University of Toronto Medical Journal. 2002;79(3): 252-254.