Verstoord urobioom en urineverlies
07 Oct, 2019
Door: Angélique De Beule
Zo’n 25% van de vrouwen boven de 35 jaar heeft te maken met enige vorm van urineverlies als gevolg van o.a. zwangerschap, verzwakte bekkenbodemspieren, overgewicht of de inname van bepaalde medicijnen. Hetzelfde percentage ziet men bij mannen, maar dan boven een leeftijd van vijftig jaar. Men onderscheidt ondertussen een zevental verschillende incontinentiesoorten. De meest voorkomende vorm bij vrouwen is inspanningsincontinentie. Door sport, het optillen van een zwaar voorwerp of niezen, wordt de druk in de buikholte en vervolgens op de blaas te groot, waardoor er urineverlies optreedt. Mannen daarentegen hebben meer te maken met overloopincontinentie. Zwelling van de prostaat zoals bij benigne prostaathyperplasie (BPH) kan de overgang van de blaas naar de plasbuis blokkeren, waardoor de blaas niet meer volledig kan worden geledigd en bijgevolg gaat overlopen. In 2014 slaagden Hilt en zijn team erin om met behulp van 16S rRNA sequentie-technologie de verschillende urinaire micro-organismen in kaart te brengen. In het urinair microbioom ook urobioom genaamd, onderscheidt men species zoals lactobacillen, corynebacteriën, streptokokken, actinomyces, stafylokokken, gardnerella en bifidobacteriën.
Vergelijkbaar met de darmen, de huid of de vagina, kan er ook een dysbiose zijn in het urobioom. Zo stelt men o.a. een verhoogde hoeveelheid van gardnerella en een duidelijk verminderde aanwezigheid van lactobacillen vast bij vrouwen met dringende plasdrang.1 Door het urinair microbioom te bepalen heeft men ook het raadsel opgelost omtrent het al dan niet met succes inzetten van anticholinergische therapie bij personen met urgente incontinentie (UUI) of het overactieve blaassyndroom. Gebaseerd op een studie waarbij 74 patiënten met UUI opgedeeld werden in 3 groepen en gedurende 12 weken 5 tot 10 mg anticholinergische medicatie ontvingen, was de diversiteit alsook de aanwezigheid van de lactobacillen-populatie bepalend voor het slagen van de therapie.1
Omgevingsfactoren die het urobioom beïnvloeden zijn onder meer steroïdhormonen, leeftijd en gewicht (BMI). Zo zijn er nieuwe inzichten die het gebruik van oestradiol-therapie bij vrouwen met urineverlies in de perimenopauze ter discussie stellen. Recenter onderzoek laat namelijk een correlatie zien tussen verhoogde serumoestradiol (oestrogeendominantie) en incontinentie. Ook de verhouding met progesteron is bepalend of een vrouw al dan niet te kampen heeft met dergelijk ongewild urineverlies.1 Maak het onderwerp incontinentie bespreekbaar in de praktijk en help dit probleem te voorkomen door in eerste instantie vrouwen aan te zetten tot het trainen van de bekkenbodemspieren onder begeleiding van een kinesist/fysiotherapeut. Daarnaast doet men er goed aan om langdurig zitten te vermijden en dagelijks minimaal een half uurtje aan lichaamsbeweging te doen, wat ook de kans op overgewicht verkleint. Ouderen kunnen de blaas trainen door toiletbezoek uit te stellen en op vaste tijdstippen te plassen.
Om incontinentie op urobioom niveau te verhelpen, onderzoekt men mogelijkheden zoals fecale microbiota-transplantatie alsook het inzetten van gecombineerde probioticatherapie bestaande uit Lactobacillus reuteri RC-14+, Lactobacillus rhamnosus GR-1 en/of Lactobacillus rhamnosus GG+ en Bifidobacterium BB-12.1 Ondertussen is wel al wetenschappelijk aangetoond dat urineverlies kan worden voorkomen door vitamine D en B12 in te zetten, waar juist ouderen vaak een tekort in vertonen.2-4
- Yashini Govender et al. The Current Evidence on the Association Between the Urinary Microbiome and Urinary Incontinence in Women. May 2019 Frontiers in Cellular and Infection Microbiology
- Camille P Vaughan, MD, MS et al. Vitamin D and Incident Urinary Incontinence in Older Adults. Eur J Clin Nutr. 2017 Mar 1.
- Endo JO et al. Vitamin B(12) deficiency and incontinence: is there an association? J Gerontol A Biol Sci Med Sci. 2002 Sep;57(9):M583-7.
- E.P. Cherniack, H.F. Lee. The potential role of dietary factors on urinary incontinence in the elderly, J. Aging Res Clin Practice 2017;6:139-142 Published online June 29, 2017