Fytotherapeutische interventies bij de ziekte van Lyme
13 Aug, 2018
Door: Jeroen de Haas
Volgens het RIVM worden in Nederland jaarlijks ruim een miljoen mensen gebeten door een teek. Ongeveer 20 procent van de teken is besmet met de Borrelia-spirocheet. Niet iedereen ontwikkelt na een tekenbeet de ziekte van Lyme. Ongeveer 2,5 procent krijgt typerende klachten (erythema migrans, grieperig gevoel en vermoeidheid). In beginsel richt de reguliere therapie zich op eliminatie van de Borrelia-spirocheet met behulp van antibiotica (voorkeur doxycycline). Dat lukt over het algemeen, met succespercentages van 87-99 procent. Ondanks dat blijft een grote groep mensen over die een chronische vorm van de ziekte van Lyme ontwikkelt.1-3
Het Amerikaanse Centre for Disease Control (CDC) rapporteert dat ongeveer 20 procent van de patiënten die zijn behandeld met antibiotica tot zes maanden klachten blijft houden als vermoeidheid en gewrichtspijn. Chronische lyme vraagt om een complementaire aanpak en de pijlers van de therapie zijn daarbij tweeledig: het interne milieu verbeteren en eliminatie van de spirocheet en eventueel optredende co-infecties. Verbetering van het interne milieu betreft de opheffing van mitochondriale dysfunctie, vermindering van inflammatie, detoxificatie, verbetering van het immuunsysteem, optimalisatie van de methylatie, verbetering van het microbioom en herstel van collageenstructuren.
Veel therapievormen zijn uitsluitend gericht op eliminatie van micro-organismen. Voor de reden waarom een integrale aanpak succesvoller is, moeten we terug naar de 19e eeuw. De ‘microbe-theorie’ van Louis Pasteur, is sinds de 19e eeuw officieel geaccepteerd. Deze theorie stelt dat infectieziekten voornamelijk worden veroorzaakt door een externe bron (bacterie, virus, schimmel of parasiet) die het lichaam binnendringt. Met andere woorden specifieke, onveranderlijke soorten micro-organismen veroorzaken een specifieke ziekte. Dit noemen we het concept van het monomorfisme. Pasteurs theorie gaf aanleiding tot de ontwikkeling van antibiotica. De afgelopen jaren wordt duidelijk dat steeds meer bacteriën resistent worden voor antibiotica, met grote gevolgen voor de volksgezondheid.
- Johnson L., Wilcox S., Mankoff J., Stricker R. (2014) Severity of chronic Lyme disease compared to other chronic conditions: a quality of life survey. PeerJ 2: e322.
- Fallon B., Keilp J., Corbera K., Petkova E., Britton C., Dwyer E., et al. (2008) A randomized, placebo-controlled trial of repeated IV antibiotic therapy for Lyme encephalopathy. Neurology 70: 992–1003.
- Klempner M., Baker P., Shapiro E., Marques A., Dattwyler R., Halperin J., et al. (2013). Treatment trials for post-Lyme disease symptoms revisited. Am J Med 126: 665–669.
- Stephan Harrod Buhner (2015) Healing Lyme. Uitgeverij Raven Press. buhnerhealinglyme.com
- Jarefors, S. Janefjord, C. K. Forsberg,P., M C Jenmalm,M.C., Ekerfelt, C. Decreased up-regulation of the interleukin-12Rβ2-chain and interferon-γ secretion and increased number of forkhead box P3-expressing cells in patients with a history of chronic Lyme borreliosis compared with asymptomatic Borrelia-exposed individuals. Clin Exp Immunol. 2007 Jan; 147(1): 18–27
- Anna Goc et al (2016) The anti-borreliae efficacy of phytochemicals and micronutrients: an update. Ther Adv Infect Dis. Jun; 3(3-4): 75–82. Published online 2016 July.
- Geert Verhelst (2012). Groot Handboek Geneeskrachtige Planten. Drukkerij Oranje.